Een stem is ook een instrument en wat mij betreft het voornaamste, in weerwil van al mijn gitaren! Ik vond mezelf altijd een goeie zanger en een heel matige gitarist, dus nam ik gitaarlessen bij de vleet, terwijl aan mijn stem uiteraard niet geschaafd moest worden. En toen kwamen de eerste barsten in het harnas.
Een drummer die zich afvroeg of iemand anders mijn liedjes niet beter zou zingen (en prompt werd ontslagen), een gitarist die eufemistisch zei dat mijn gitaarspel beter was dan ik dacht (maar de contrasterende conclusie aan mij overliet), een jury die het over “archaische” zang had (pek en veren), een artiestenbureau waarvan de manager opmerkte dat er iets mis was met de toon (en de pek en de veren raakten op) … zoals altijd, als je je sterke punten verwaarloost en voor lief neemt, worden ze plots een zwak punt. En dus was er zangles.
Als zanger kom ik eigenlijk uit een klassiek milieu, van koorzang. Dat begon bij het koor van de scouts van Dendermonde, waarmee ik vooral heel veel plezier beleefd heb, maar waarmee we toch een deftig niveau haalden. Het koor werd geleid door Veerle Verhaegen, die toen conservatorium studeerde en nu als pianiste en sopraan professionele klassieke optredens geeft en ook les geeft in die disciplines. Zij bracht me voor het eerst bij dat zingen een fysieke gebeurtenis is, en niet alleen een uiting van de ziel. Vreemd genoeg zijn zangtechnieken dan toch dikwijls weinig fysiek-technisch en worden ze met beeldtaal aangebracht. Van Veerle heb ik onthouden dat een stem vloeiend uit de mond moet komen en dat je het geluid als het ware moet projecteren uit het voorhoofd, zodat er ergens voor je ogen en neus een klank kristalliseert. Door er op die manier over te denken, ga je de natuurlijke neiging tegen om – vooral bij hoge noten – de neus in de lucht te steken waardoor de stem geknepen klinkt.
Over de nefaste invloeden van zangles in het klassieke milieu maakten Koot en Bie deze onvergetelijke sketch:
Dat was lang geleden. Pas enkele jaren terug volgde mijn tweede les in zangtechniek, ditmaal bij de prettig gestoorde Christine Termonia, een naam waarmee je voorbestemd bent artieste te worden. Haar lessen waren een openbaring van pure klankuitstotingen, repetitieve toonladders, veel medeklinkers (bloe-bli-bloe-bli-bloe!) en vooral onbedaarlijke lachsalvo’s. Ik zou nog altijd terug bij haar les willen nemen, omdat haar oefeningen mijn stem zo vrij maakten dat mijn lachspieren mee met mijn amandelen en stembanden werden geprikkeld. Zingen bij Termonia was een enorm bevrijdende ervaring, op het spirituele af.
Maar het bleef allemaal wel in de klassieke sfeer, en hoewel ik het repertoire van Stanza had meegebracht om daar specifiek op te oefenen, sloegen we nooit echt de brug van bloe-bli-bloe naar “ik heb de wereld afgereisd”. In de aanloop naar de opname van onze demo richtte ik me dus op Ilse Duyck, die privé-les aanbiedt in het pop- en jazz-idioom. We werkten erg gericht aan de liedjes, maar vorderden moeizaam, zodat ik me begon te realiseren dat ik de teksten nooit had geschreven met zingbaarheid in het achterhoofd, maar altijd met het verhaal en het metrum als enig zaligmakend. Dat een blinde gehoorzaamheid aan het metrum de poëzie in de weg staat, wist ik al langer, maar dat ook de zingbaarheid in het gedrang kwam door al te nadrukkelijk te vertellen, was een nieuwe les. Van Ilse onthou ik vooral de tip om voor elk lied een sfeer op te roepen, daar een bepaalde stem bij te plakken (bijvoorbeeld die van Rick De Leeuw) en dan heel overdreven in die richting te gaan zingen, om uiteindelijk weer uit te komen bij een versie van mezelf.
De impact op de kwaliteit van de zang op de demo was matig, omdat ik te weinig tijd had genomen om die techniek uit te kristalliseren en omdat ik stomweg verkouden was tijdens de opnames. Later namen we Suzannova op, in de huis-studio’s van Steven en mezelf. Bij de eerste demo dook weer diezelfde kritiek op van oudmodische stemklank en te nadrukkelijke vertellerij. Ik kreeg een spontaan aanbod van Sonny Vande Putte om mijn stem eens aan een grondige make-over te onderwerpen, en hem vooral “moderner” te laten klinken. Sonny gaf enkele heel duidelijke wenken, die we in een crash-sessie bij hem thuis in de praktijk omzetten, waarna ik thuis kon verder oefenen. Ik ga zijn en intussen ook een beetje mijn kroonjuwelen niet prijsgeven, maar het is zeker zo dat moderne popzang breekt met enkele wetten van de klassieke koorzang, dus er was wel wat te “ontleren”.
Sonny is niet alleen een prima stempedagoog. Hij heeft ook tal van optredens van Stanza bijgewoond en achteraf krijg ik altijd enorm nuttige commentaar. Sonny is een geweldige performer, als frontman van The Vicious en Band on the Run, en daarnaast heeft hij een eigen youtube-kanaal, waar hij vooral barbershop-kunstwerkjes plaatst maar ook reproducties van moderne pop- en rocksongs, al dan niet gevraagd door studenten aan het conservatorium. Met die schatten aan ervaring en kennis is het maar een kwestie van tijd voor hij professioneel andere aspirant-artiesten gaat begeleiden. Ik kan hem alvast aan iedereen aanraden.
Update: tegenwoordig kan je Sonny Vande Putte als coach bereiken op www.sonnyvandeputte.be