Nood breekt wet. Midden in de Nederlandse week valt er een blogpost uit de lucht over Sufjan Stevens. Die “experimentele folkie” geniet veel bijval in de muzikale middens waarin ik ben opgegroeid. Gisteren blies de Dendermondse connectie verzamelen in het Koninklijk Circus, waar deze moderne componist zijn jongste plaat kwam voorstellen: “The Age of Adz”.
De Standaard was er bij:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20110511_059
De recensent is verbluft. Ik ook. Vermoedelijk hebben we gisteren het grootste muzikale genie van het afgelopen decennium gezien. “The Age of Adz” breekt met Stevens’ zorgvuldig opgebouwde oeuvre van zoete en breed uitgewerkte melancholie, in de traditie van onder meer Elliott Smith. Hij heeft zichzelf heruitgevonden als positivistische toekomstbrenger en laat zich visueel inspireren door de psychotische graficus Royal Robertson. Dat leidde tot een totaalspektakel, dat niet moet onderdoen voor grootmeesters in de kitsch als Lagy Gaga of Mika, maar dat muzikaal wel van een heel ander kaliber is. Of we het gebruik van autotune en dwarrelende balonnen nu als een omarming van de moderniteit, dan wel als sublieme spot moeten interpreteren, daarover zijn de fans het nog niet eens. Zelf meen ik dat hij het immense werk dat in de visuele en vooral muzikale uitwerking moet gekropen zijn, alleen maar heeft kunnen opbrengen vanuit een authentieke drang een ander pad te bewandelen. We kunnen hem natuurlijk ook gewoon op zijn woord geloven.
Hieronder kan je het titelnummer bekijken en beluisteren: