Mijn grootouders hebben elkaar leren kennen op de trein naar Brussel. Op die trein was een wagon gereserveerd voor mensen die graag zingen. Zo troffen de zangers elkaar in de zangwagon en kon de rest elders zijn krant lezen. Ik ben een vooruitgangsoptimist maar we zijn toch wel wat kwijtgeraakt onderweg. De zangmicrobe werd doorgegeven: aan de wekelijkse koffietafel in de Veldekenstraat in Lebbeke kon je het oude lied nog regelmatig horen. Als tiener was ik niet bijster enthousiast over de archaïsche taal en dito toonzetting. Ik zong liever van Bigmouth strikes again dan van den boemlala.
Vijftien jaar geleden, toen mijn roeping als Nederlandstalig liedjesmaker en zanger al duidelijk was, liep ik langs bij mijn grootouders om de vergane glorie op te tekenen en te redden van totale vergetelheid. Nog altijd was ik niet zo tuk op de onderwerpen maar de melancholische melodie kon me al meer bekoren. Ik begon ook voeling te krijgen met het verleden, hoe de Vlaamse zaak door WO II helemaal ondergesneeuwd raakte en in één moeite door de daaraan verbonden volkscultuur. Liedjes over ijzersoldaten zitten diep in de kelder van ons erfgoed. Van Maria zingen is voor kwezels. De verlegen liefde klinkt belegen. En vaderlandslievende liederen … dat is helemaal not done. Anno 2013 zijn de boze gevoelens jegens de eigen volkscultuur allerminst getemperd, nu de sjerp in Antwerpen door “de zwètte” gedragen wordt.
Hoe dan ook bezit ik een dierbaar schriftje van mijn nog immer in leven zijnde grootmoeder, met daarin oude liedjes, met oude teksten in een oude toonzetting. Ik ga er enkele van opnemen en dit is het eerste. Het is tekstueel niet al te hoogstaand maar je kan wel een vermoeden krijgen van hoe onze liedjescultuur zich had kunnen ontwikkelen als we, zoals de Ieren, op die meerstemmigheid en het collectief geheugen hadden voortgebouwd.
De blinde soldaat
Daar kwam over enige dagen een ijzersoldaat naar z’n huis
Hij was met de blindheid geslagen, hij droeg op zijn borst ‘t erekruis
Liza, z’n vriendin kwam hem tegen, z’omhelsde hem menige keer
en toen vroeg hij haar heel verlegen: bemint ge mij nog evenzeer
Nu ik het gezicht heb verloren, ligt een droevig lot mij beschoren
Ach Liza, ik ben blind, ‘t is nacht voor heel m’n leven
Word ik nu nog bemind? Zijt gij mij trouw gebleven?
‘k Heb toch zoveel verdriet en zoals ge kunt bemerken
kan ik voor u niet werken, verstoot mij daarom niet
Gaston, ik zal u nooit verlaten, ik wil en zal de uwe zijn
want voor zulke ijzersoldaten is mijn liefde zuiver en rein
Wees moedig en schep maar behagen en hou steeds het hoofd opgericht
‘k Zal werken voor u ganse dagen, ik zie dat voor mij als een plicht
en zo zal ons leven gebeuren, Gaston, gij moogt niet blijven treuren
Ik blijf aan u getrouw, het lag steeds in mijn zinnen
te worden uwe vrouw, u altijd te beminnen
Dat woord blijf ik getrouw en zoals ge zult bemerken
zal ik voor u wel werken, zo zal ons leven zijn