De Morgen eerde vandaag Drs. P met een zogenaamd alrijm:
-
“lachebekje” stoort mij persoonlijk het meeste. Ik begrijp niet hoe je bij dit woord kan uitkomen als je denkt aan Drs. P. Hij bracht de mensen aan het lachen en hij was zelf geen zuurpruim, al zat hij stijf in het pak. Maar een “lachebekje”? Je voelt meteen aan dat de schrijver maar een zeer vaag idee heeft wie het voorwerp van zijn eerbetoon werkelijk was.
-
het metrum wordt totaal niet gehandhaafd in dit vers, en het metrum was voor P. belangrijker (want moeilijker) dan rijmen, wat hij betrekkelijk eenvoudig vond. Kan de eerste er nog huppelend mee door, de laatste regel brengt het onding krakend en puffend tot stilstand.
-
voor P. was een klankrijm niet genoeg: het moest ook een oogrijm zijn (ij-ij, ei-ei)
-
en “last but not least”, P. hield niet zo van Engelse bastaardwoorden. Als het aan hem had gelegen was het Nederlands niet al te sterk meer geëvolueerd sinds de 19de eeuw, of waren we er tenminste uiterst omzichtig mee omgesprongen.
Dat dilettanten zoals ikzelf al eens uit de bocht gaan wanneer wij ons grote voorbeeld eren, dat valt misschien nog te begrijpen, al wil ik mezelf niet verschonen met het excuus van scholing of broodwinning. Een kwaliteitskrant en een professioneel schrijver doen er echter best aan de kwaliteit van hun epitaven aan grondige inspectie te onderwerpen, zeker als het voorwerp van hun afschrift zelf zéér gehecht was aan zorgvuldig werk, waarin geen lettergreep meer misstond.
(Toevoeging: het grafschrift dat Drs P. voor zichzelf schreef.
Even uw aandacht graag!
Korte berichtgeving:
Ondergenoemde
is niet meer in beeld
Wat hier (behalve voor
onbelangstellenden)
hartelijk groetend
wordt medegedeeld
Ik vraag me af of hij zelf destijds gestruikeld zou zijn over het enjambement in 3-4 en 7-8)