Wanneer men het ambacht der toondichterij aanvat in de eigen taal, doemen vanzelf enkele grote Nederlandse voorbeelden op: de ongekroonde koning van de kleinkunst Boudewijn de Groot, de meester-versificator Drs. P als het om rijmen en metrum gaat, Doe Maar wanneer men het pop-arrangement opzoekt, The Scene voor wie denkt dat rocken in het Nederlands een belegen zaak is, of Spinvis wanneer tekst en klanktapijt naadloos in mekaar overvloeien.
Een minder inspirerend voorbeeld, ondanks een volumineus oeuvre en een nadrukkelijke aanwezigheid in de mij allerminst vreemde jaren 80, is Robert Long. Nochtans heeft een nonkel van mij me vaak op Robert gewezen als iemand die er wél altijd in slaagde het eindrijm te respecteren. En vorige week nog maakte een luisteraar me attent op zijn musical Tsjechov met Dimitri Frenkel Frank, die ik nog eens een volledige luisterbeurt moet gunnen.
Van Long blijft me vooral “Midlife crisis” bij. De term heeft een unieke plaats in onze woordenschat: er zijn niet veel synoniemen voor deze levensfase. Long had met dit lied van zijn kant een unieke plaats in onze codex. Als ik dus lees of hoor over “Midlife crisis” denk ik vanzelf aan Robert.
Het nummer laat het beste horen wat deze zanger te bieden heeft: een fijne tekst, prima dictie in de strofen, heldere zang in het refrein en in dit geval een leuk arrangement, ondanks de echoënde snaardrum die de jaren 80 zo teisterde en dankzij onder meer een funky meisjeskoor. Hier en daar valt echter ook te merken wat een groter aandeel in het collectief geheugen heeft verhinderd. Zijn woordkeuze dient vaak genoeg het metrum en het rijm maar strookt niet altijd met de onderliggende emotie of komt ronduit gekunsteld over. Ik ken bijvoorbeeld maar één plaats waar het woord “mies” wordt gebruikt en dat is in het refrein van dit lied. Het woord bestaat, daar niet van, maar niemand hanteert het behalve Robert Long en dat dan nog in elk refrein. Het hindert een beetje. “De narigheid is velerlei” of “wis en drie” … was dat in ’88 niet al passé?
Nog in dit lied komt het thema seks ruim aan bod, met de woorden “spleet” en “jongeheer”. Het zal wel aan mijn saaie generatie liggen maar ik hou er niet zo van. Ineens herinnerde ik me ook dat hij nog bekender was in de jaren 80 voor “Iedereen doet het”. Nou ja, een kleine smet op het blazoen. Er zitten een pak goeie zinnen in dit lied:
“dat moet de midlife crisis zijn, als het geen stress is, of de fles is, of een stuk onzekerheid, dan is het dàt”
“ik heb het zelf nooit gehad gelukkig, maar iedereen met wie ik spreek kent het probleem van heel dichtbij”
“er is geen mens meer ouderwets geëxalteerd of uit z’n doen, emotioneel of enthousiast of prikkelbaar, er ligt bij voorbaat al een diagnose klaar”
Nu denk ik af en toe, in tijden van midlife crisis, ook wel eens aan Faith No More:
Mike Patton, een van de beste rockzangers aller tijden, was 24 toen hij dit zong. Volgens de gebruikelijke bron schreef hij het nummer met Madonna in gedachten, waarvan hij niet zeker wist of ze in een midlife crisis zat, maar “ze had toch duidelijk een probleem”. Lyrisch blijft het in raadselen gehuld. In het Engelse idioom evolueerde men in die tijd al flink weg van het al te expliciete, iets wat ik in het Nederlands alleen terugvind bij De Mens. ‘t Is in elk geval een dijk van een song, op een knaller van een album. Goed, dat bewaren we voor een volgende keer.
1 gedachte over “Midlife crisis”
een heel mooi lied; één van de, vind ik.