De eerste akkoordenprogressie uit de jazz die ik, zoals velen, leerde kennen, is die van “Autumn Leaves“. Ik geef hem alvast ter referentie, in de toonaard van do-groot (C) of la-klein (Am):
Dm7 – G7 – Cmaj7 – Fmaj7 – Bm7b5 – E7 – Am7 – A7
wat je op gitaar met volgende vingerzetting kan spelen:
Deze progressie is werkelijk geniaal in zijn eenvoud. Ik zal proberen aantonen waarom die zo natuurlijk in de oren klinkt, terwijl er niet minder dan 8 akkoorden in het spel zijn, vol met voor de leek ingewikkelde 7-benamingen.
1. Dieters eenvoudige inzicht in gewone akkoorden (sla dit over indien gekend)
- Een toonladder in de Westerse muziektraditie bestaat uit 7 noten, die elk een nummer krijgen van 1 tot en met 7. Bijvoorbeeld: de toonladder “do-groot” bestaat uit do(1) – re(2) – mi(3) – fa(4) – sol(5) – la(6) – si(7). We noemen die de grote tertstoonladder omdat tussen 1 en 3 een grote terts zit. Historisch is dit de vaakst gebruikte toonladder, dus heet hij afgekort “de grote toonladder”. Akkoorden staan in overeenkomstige letters genoteerd, te beginnen bij la = A.
- Gewone akkoorden bestaan uit noten 1-3-5. Dat komt omdat de grote terts, de kwint en het octaaf voor het gehoor drie eenvoudige en onafhankelijke toonafstanden vormen, die elkaar verrijken. Zie daartoe onze reeks over muziektheorie.
- We vormen het eerste akkoord in deze toonladder: do-mi-sol. Dit noemen we het grondakkoord van deze toonladder en we geven het dezelfde naam: “do groot” of C.
- De andere akkoorden in de toonladder “do-groot” bouwen we door die reeks van 7 noten telkens te herhalen en een 1-3-5 te bouwen vanaf elke volgende noot:
- re-fa-la: die noemen we “re-klein”, of Dm, omdat tussen re en fa een kleine terts zit
- mi-sol-si: Em, idem
- fa-la-do: “fa-groot” of F, omdat tussen fa en la een grote terts zit
- sol-si-re: G, idem.
- la-do-mi: Am, idem als Dm.
- si-re-fa: dit is de vreemde eend in de bijt, omdat tussen de 1 en de 5 geen kwint zit, maar een verminderde kwint. Bij alle andere is de 5de noot in de grote toonladder van do ook de 5de noot in hun eigen grote toonladder. Dit akkoord heet dan ook B-diminished, of Bdim.
2. Dieters eenvoudige inzicht in jazz-akkoordenvorming (sla ook maar over)
Jazz-akkoorden ontstaan door daar andere noten aan toe te voegen, om de klank spannender te maken. Een eerste evidente noot is de 7. Zo ontstaan
- do-mi-sol-si en die noemen we Cmajeur7, omdat si de leidnoot (of 7de noot) is in de grote toonladder van do, wat nogal evident is voor het grondakkoord. Cmajeur7 schrijven we als Cmaj7.
- re-fa-la-do en die noemen we Dmineur7 omdat do de leidnoot is in de kleine toonladder van re. Dmineur7 schrijven we als Dm7
- mi-sol-si-re en die noemen we om dezelfde reden Em7
- fa-la-do-mi en die noemen we Fmaj7, omdat mi de leidnoot is in de grote toonladder van fa. Fa gedraagt zich hier dus zoals Do.
- sol-si-re-fa. Sol doet iets anders dan de anderen: de toegevoegde 7 in de toonladder van do-groot, is niet dezelfde als de 7 in sols eigen grote toonladder, want dat is fa#. Dit akkoord wordt Gdominant7 genoemd, omdat G het dominante akkoord is in “do-groot”. Gdominant7 schrijven we als G7.
- la-do-mi-sol. De la gedraagt zich nog steeds zoals de re en de mi, dus Am7.
- si-re-fa-la. We hadden al een probleem met si, want het gewone akkoord was Bdim. We zouden dus moeten nagaan of de 7 vanaf si, gerekend in do-groot, overeenstemt met de 7 in de toonladder van si, verkleind. Maar die toonladder bestaat niet echt. Daarom benaderen we dit akkoord anders: we doen even of we met een Bm7 te maken hebben, wat si-re-fa#-la zou zijn en we verlagen de 5, genoteerd b5 (de “b” is een verlagingsteken). Dit akkoord wordt dus Bm7b5 geschreven.
De notaties spreken niet altijd voor zich en zijn historisch gegroeid. Wie klassieke harmonieleer kent, heeft waarschijnlijk een historisch perspectief dat de namen logischer doet klinken.
3. De kwintval
Een kwintval is een opeenvolging van noten die elk een kwint van elkaar verwijderd zijn in dalende lijn. Herdacht naar akkoorden, zakken we telkens naar het vijfde akkoord benedenwaarts in de toonladder, aangenomen dat we de reeks akkoorden herhalen en naast elkaar zetten. Dat levert:
Cmaj7 (Bm7b5 – Am7 – G7) Fmaj7 (…) Bm7b5 (…) Em7 (…) Am7 (…) Dm7 (…) G7 (…) en we zijn terug bij Cmaj7.
4. Autumn leaves
Autumn leaves begint bij Dm7 en valt telkens een kwint naar beneden. De eerste drie akkoorden vormen een veel voorkomende progressie in de muziek: de (kleine) tweede, de (grote) vijfde en de (grote) eerste, of ” ii – V – I “. Er gebeuren echter twee interessante afwijkingen, die volledig volgens de klassieke harmonieleer zijn. De Em7 verandert in een E7: de sol verandert in dat akkoord in een sol#. Dit doen we omdat de sol# “smeekt” om te mogen leiden naar een la. Op dezelfde manier gaan we van Am7 eerst nog eens naar A7, waar de do# smeekt om te mogen leiden naar een re.
Dit zorgt op het einde van de progressie voor een “chromatische” finale, waarbij de do via een do# oplost in een re en we terug zijn bij het eerste akkoord van de progressie. Deze opwaartse beweging in halve noten heeft voor onze harmonische oren een sterk optrekkend effect, zodat we weer klaar zijn voor de volgende beurt.
“Autumn leaves”, een kwintval van septiemakkoorden in de grote toonladder met een chromatische finale, is dus een begrijpelijke instap in de jazz voor reeds muzikaal gevormde oren.
Ziehier een jazz-improvisatie op Autumn Leaves, in de toonaard van sol-groot (of mi-klein).
Zie ook de analyse op een andere blog.