In mei 2007, toen Stanza uit de doden was opgestaan en de deelname aan “Zo is er maar één” nog liep, trokken we naar het verre Haarlem, waar we uitgenodigd waren door het Ampzing-genootschap om op te treden in het Kaarstentheater.
Het Ampzing-genootschap is een culturele vereniging die ontstaan is vanuit een ergernis over de opmars van het Engelse leenwoord in het Nederlands, vooral wanneer er perfect toepasselijke uitdrukkingen in onze taal bestaan. We weten allemaal welke enorme impact de lingua franca van de geglobaliseerde wereld heeft op andere culturen. Dat is in het Nederlands niet veel erger dan in andere talen. Vroeger ergerde ik me daar meer aan dan nu, zoals ik de GSM anno 1996 maar iets belachelijks vond. Uiteindelijk aanvaarden we allemaal de evoluties in onze maatschappij, of anders worden we gefrustreerde ouwe zeuren. De mannen en vrouwen van het Ampzing-genootschap verpakten die ergernis echter in erg spitsvondige, luchtige humor, rond de figuur van Samuel Ampzing, een Haarlemse dominee die in de 17de eeuw een taalstrijd voerde tegen het oprukkende Latijn, het Frans en het Spaans.
Het Ampzing-genootschap heeft nog altijd hetzelfde thema in de kern van haar bestaan, maar is al lang uitgegroeid tot een soort vaandeldrager van het Haarlems cultureel leven, met organisaties als “De Broodkast”. Doordat ik aansluiting vond bij hun gekscherende taalpurisme, raakte in aan de praat met de mannen van Ampzing, met op kop Eric Coolen, en die hadden wel oren naar een gastoptreden van Stanza in de Broodkast van 9 mei 2007. Zo zag de uitnodiging er uit:
Nu waren we eigenlijk niet klaar voor een dergelijk optreden, compleet met live-uitzending op de, weliswaar lokale, radio. We trommelden inderhaast een ex-drummer op en hielden één repetitie. Als ik me goed herinner gingen we “Ze is mooi”, “Blut in België”, “Loonslaaf”, “Weeskous” en “De loper” spelen. Over “Weeskous” hadden ze wel een woordje uitleg nodig, want in Nederland heet dat nu eenmaal een sok, en zoals de interviewer terecht opmerkte is de overblijvende sok van wat ooit een paar was, niet echt een wees. I didn’t expect the Spanish Inquisition! Voor “Ze is mooi” eerste hadden we accordeonist Bruno Bauwens nodig ter versterking. In de Stanza-mobiel werd de tamelijk hoge spanning vertaald in grote hilariteit vooral door de één-tweetjes tussen Bruno en Dinny.
Toen ging de telefoon: de drummer, die nog zou achterna komen, zat vast op zijn werk. De broosheid van de hele onderneming kwam nu wel pijnlijk bloot te liggen. De stress om er op tijd te raken werd vermenigvuldigd met het vooruitzicht van een lichte afgang. Ik belde de Ampzingers op en ze verzekerden mij dat de drummer van hun band wel met ons zou meedoen. We hadden nog een kwartier en ik nam met die brave man even de set door. Toen we dan in vliegende haast op het podium stonden, zag ik hem zitten in het publiek. Hij wuifde vriendelijk.
We lieten het niet teveel aan ons hart komen en speelden met zoveel overtuiging als mogelijk was onze vier liedjes, maar echt goed kon je het niet noemen. De presentator van de Broodkast merkte tijdens zijn interview met ons bijdehand op dat hij nog nooit van onze groep gehoord had en een zoekopdracht op het web had ook bitter weinig opgeleverd. Hij voelde dat er een ontmaskering in zat, maar hij was gastvrij genoeg om niet te veel door te vragen.
Na het optreden vroegen de Ampzing-genoten mij “Wat vond je er zelf van?”, de ongeschreven etiquette voor wanneer je iets niet bijzonder vindt. Achteraf kwam er via mail toch niks dan lof en werden we zelfs teruggevraagd voor een volgende sessie, waarvoor we toch maar pasten gezien de afstand.
We mochten samen op de foto en we kregen een erg leuk kado: een kaarsen borstbeeld van het lichtend voorbeeld Samuel Ampzing. Als we in een zaaltje optreden nemen we Ampzing nog altijd mee, en steken we hem aan tot vermaak van het publiek. Dat hij na drie jaar amper iets van zijn kruin heeft verloren, zegt iets over het aantal optredens sindsdien, of over het waarheidsgehalte van deze bijdrage.
Mannen, te paard! We zijn verraden!